Navigation bar
  Print document Start Previous page
 1 of 2 
Next page End  

Ademen
 
Ademen doe je altijd.
Alle mensen en de meeste dieren halen adem.
We kunnen de lucht die we inademen niet zien of voelen, maar het is altijd om ons
heen.
Lucht is een mengeling van verschillende gassen. Een van die gassen heet zuurstof.
De spieren in ons lichaam hebben zuurstof uit de lucht nodig om hun werk te kunnen
doen. 
Als je de lucht inadem door je neus, begint de zuurstof aan zijn reis naar je spieren. 
De lucht gaat via de luchtpijp naar je longen. De taak van de longen is om de zuurstof
uit de lucht te halen en het af te geven aan je bloed.
Je bloed brengt de zuurstof dan door je lichaam naar de spieren. 
De delen van de lucht die je niet nodig heb worden uit je longen geduwd, terug in de
luchtpijp en door je mond naar buiten. Je ademt het weer uit!
Als je inademt en je longen vult met lucht zet je borstkas uit.
Je borstkas wordt weer kleiner als je uitademt.
Soms, bijvoorbeeld als je rent of aan het voetballen bent, moeten je spieren veel harder
werken en hebben ze dus ook meer zuurstof nodig. Dan moet je sneller ademhalen om
meer lucht in je longen te krijgen.
Opdrachten
Leg je handen op je borst.
Haal flink adem in en adem weer uit.
Wat voel je met je handen?